Ik bevind mij in superpositie
Tegelijk hier én daar
Ik heb mijn bril afgezet
Het maakt me lichter
En ik zie dan beter dichterbij
Ik bevind mij in superpositie
Tegelijk hier én daar
Ik heb mijn bril afgezet
Het maakt me lichter
En ik zie dan beter dichterbij
Pas aangeplante bomen
Hun tere wortels
Onvast nog
Wankelen in de eerste stormVingers graaien in moeder aarde
Jouw kroon, mijn kruin reiken naar licht
We delen de ruimteWaarin jullie ons adem geven
Wij alles nemen
En niets geven
Dan afval
Ik staar naar de routekaart
Wat links?
Waar rechts?Ik mijd het struikel pad
Kruispunten neem ik steeds
Rechtdoor
Het liefst zie ik bruggen
Overal
Dan kijk ik in de diepte
En hou me vast zodat ik niet val
Flessenpost
Naar
een verre kust
Waar
liefde landt
Daar
zal het aardenOntkiem me
Berg mijn levenslust
Het liefst pluk ik laaghangend fruit
en pers daar zachtmoedig een rijmend vers uit
Zo in het zicht, makkelijk te grijpen
Puur zoals het hangt klaar met rijpen
Hoe anders is het Verderop gedicht
Waarnaar ik aanhoudend tast
Hoger, grilliger met scherper contrast
spiegelt zij het binnenlicht
Schier onnavolgbare zinnen
Wekken mij diep van binnen,
Soms zijn het raadsels, zegt het mij niets
Soms borrelt het en smeult er iets
Verderop vruchten of laaghangend fruit
Neem poëzie in en leef je uit
Laatst sprak een
steen mij aan
Een grote zwerfkei
Hij lag daar zwaar
en slaakte een zucht
Een windvlaag raakte mij
Hij verhaalde over
zijn dwalen en zwerven
Ik zag de diepe kerven
aan zijn ruwe oppervlak.
Hij liet zich gewillig leiden door krachten in de natuur
Eerder, lang geleden, in een ver vergeten uur.
Ik vertelde over deze mensentijd
Over hoop, geloof en liefde
haat, jaloezie en nijd
Opgelucht met onze dialoog leek het kort
alsof hij licht bewoog
Ook hij was ontstaan uit binnenvuur
Uit warme passie van de natuur
Oud, koud maar vol verlangen
Sprak hij zacht
Over een Oost-West verbindende kracht
Een samentrillend leven
Zoals vuurstenen vonken geven
Zo vormen harten
Cirkelend in elkaar
Jou en mij werkelijk en waar
Leven op het scherpst van de snede
Tijd splijt in facetten
Het jaar heeft de dagen bijna ingeslikt
Goed opletten
Voor je het weet ben je uitgetikt
Winter kwam met brede slagen
Ze werpt een koud en ragfijn kleed
Daaronder, in de kiem wordt al gesmeed
Voor latere, nieuwe dagen
***
Het is er warm en onaards licht
Veilig diep verborgen
Geen kennis nog van morgen
Tijdloos zonder gewicht
***
Later zal de zon ontsluiten
De kiem wordt uitgelicht
Binnen wordt weer buiten
Met even grote slagen
Als in het begin van dit gedicht
Muren van intolerante
Blaaskakerige dikke huiden
Ver weg
Buiten hun beperkte zicht
Ligt het Aanvoelend Weten
Niet om te graaien
Maar om voorzichtig te worden uitgelicht
Daar gaan de Ganzen
Krachtig de weg doorklieven
Het zuiden peilend
De wereld van bovenaf
Gezien en zo gelaten
Hij spuugt in gal en bloed
Ijs scherpe woorden
De wereld in
Palend op zijn meter
Weet hij alles beter
Razend tierend puilt hij uit
Hij ziet zich groter dan hij kan zijn
Het maakt hem klein
Kom dooi kom omarm en verwarm
Help deze kille starre man
Zodat zijn hart weer kloppen kan
Kijk me aan
Ik hou van jou
Laat gaan die bittere kou
Wend je af of keer je om
Zodat ik, dichter bij je kom
Luisteren is een goede start
Net als kijken vanuit je hart